Wanneer blijven studenten ten laste van de ouders?
Sinds 2017 kunnen studenten maximum 475 uren per kalenderjaar studentenarbeid doen met toepassing van beperkte solidariteitsbijdragen. Voor de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2024 werd deze grens verhoogd en kunnen studenten gedurende maximum 600 uren per kalenderjaar werken, tijdens de periodes van niet-verplichte aanwezigheid in de onderwijsinstelling, zonder aan de normale sociale zekerheidsbijdragen te moeten voldoen.
Deze tijdelijke verhoging van het maximale aantal uren studentenarbeid met solidariteitsbijdragen zorgt ervoor dat de maximale grens om fiscaal ten laste te zijn, sneller bereikt zal worden. Om dit op te vangen, wordt er voorzien in een tijdelijke verhoging van het maximumbedrag aan bestaansmiddelen waarover het kind/de student mag beschikken om nog fiscaal ten laste te zijn. De fiscale administratie heeft deze maatregel recent toegelicht in een circulaire.
Kinderen worden alleen als fiscaal ten laste beschouwd als ze:
- deel uitmaken van het gezin op 1 januari van het jaar dat verwijst naar het aanslagjaar;
- tijdens het voorgaande jaar persoonlijk een maximumbedrag aan bestaansmiddelen niet hebben overschreden;
- geen vergoedingen hebben ontvangen die als beroepskosten gelden voor de belastingplichtige.
De voorbije jaren werd er een onderscheid gemaakt tussen de algemene regel, de studenten van een alleenstaande ouder en de gehandicapte studenten van een alleenstaande ouder.
In het kader van een meer gelijke behandeling van ouders, ongeacht hun samenlevingsvorm, wordt voor de periode 2023 en 2024 het maximumbedrag van de bestaansmiddelen voor alle kinderen/studenten tijdelijk gelijkgeschakeld met het hoogste bedrag. Voor de inkomsten in 2024 (aanslagjaar 2025) bedraagt dit maximumbedrag € 7.290 netto belastbaar inkomen.
De student blijft dus ten laste van de ouders indien zijn totale inkomsten in 2024 (aanslagjaar 2025) lager zijn dan:
- bruto belastbaar inkomen* 2024: € 9.112,50;
- netto belastbaar inkomen* 2024: € 7.290.
Opgelet: Om te bepalen of de inkomsten lager liggen dan deze grenzen, moet er geen rekening worden gehouden met:
- de eerste schijf van € 3.310 bruto belastbaar inkomen (inkomstenjaar 2024 – aanslagjaar 2025) van de bezoldigingen verkregen door studenten in uitvoering van een studentenovereenkomst;
- de eerste schijf van € 3.980 bruto belastbaar inkomen (inkomstenjaar 2024 – aanslagjaar 2025) van de onderhoudsuitkeringen die aan de student zijn toegekend.
* bruto belastbaar: bruto-inkomsten – sociale bijdragen
* netto belastbaar: bruto belastbaar bedrag – 20% aftrekbare kosten (met een minimum van € 550)
Bron: Circulaire 2024/C/37 van 27 mei 2024 over de wijzigingen met betrekking tot personen ten laste, ingevoerd door de wet van 22 december 2023, www.fisconetplus.be.