Start van de Arizona-regering: sociaal-economische uitdagingen voor de arbeidsmarkt

Op 31 januari 2025 hielden de Arizonapartijen het federaal regeerakkoord voor de periode 2025-2029 boven het doopvont. Het regeerakkoord streeft naar een nieuw evenwicht om zo een antwoord te bieden op structurele uitdagingen.
Wat staat er op het programma? Een evenwichtige begroting met een hervorming van de fiscaliteit, de arbeidsmarkt en de pensioenen, met enerzijds aandacht voor concurrentiekracht, koopkracht en investeringen en anderzijds een activeringsbeleid, het evenwicht tussen werkzekerheid en een sociaal duurzaam model. Deelstaten kunnen hun activeringsbeleid versterken volgens de eigen regionale uitdagingen en realiteit.
Dankzij de beoogde structurele hervorming van de arbeidsmarkt wil men tegen 2029 de werkzaamheidsgraad in België verhogen tot 80%.
De verschillende maatregelen uit het akkoord zullen de komende jaren omgezet worden in concrete regelgeving, al dan niet via de sociale partners.
In dit artikel bieden we je al een overzicht van enkele belangrijke sociaaleconomische maatregelen uit het akkoord die een impact hebben op werkgevers. Voor de concrete uitrol en inwerkingtreding van de maatregelen uit het regeerakkoord is het wachten op de omzetting ervan in wet- en regelgeving. Van zodra er verdere ontwikkelingen zijn, verneem je dit van ons.
1) Hervorming van de werkloosheidsuitkering tot een echte verzekering
Het stelsel van werkloosheidsuitkeringen zal grondig worden hervormd. De voornaamste krachtlijnen zijn de volgende:
- De duur van de werkloosheidsuitkeringen wordt beperkt tot maximum 2 jaar (met uitzondering van wie ouder is dan 55 jaar indien zij een beroepsverleden hebben van minstens 30 jaar van elk 156 gewerkte dagen).
- Wie werkloos wordt, krijgt gedurende de eerste periode een hogere financiële bescherming.
- Naarmate de tijd vordert, daalt de uitkering sterker dan vandaag (met uitzondering van werknemers die in 2025 30 jaar hebben gewerkt en 35 jaar in 2030).
- Hoelang je een werkloosheidsuitkering kan ontvangen, hangt af van het aantal voorheen gewerkte jaren. Een jaar werken in de voorbije 3 jaar opent het recht op maximum 1 jaar werkloosheidsuitkering. Aanvullend krijg je per 4 extra gewerkte maanden recht op 1 maand extra uitkering, zodat je na 5 gewerkte jaren recht hebt op de uitkering van maximum 2 jaar.
- Wie in de loop van zijn carrière meermaals werkloos wordt, kan, indien hij opnieuw voldoet aan de toelatingsvoorwaarde (1 jaar gewerkt in de voorbije 3 jaar), het recht op het maximum van 2 jaar openen op basis van het nog beschikbare (opgespaarde) beroepsverleden.
2) Langer werkbaar werken
Onder dit puntje springt het “familiekrediet” het meest in het oog. Een familiekrediet vereenvoudigt de verlofrechten voor wie bijdraagt aan de zorg van een kind, en harmoniseert de verschillende stelsels zodat er geen onderscheid is naar het statuut van werknemer, zelfstandige of ambtenaar.
Elk kind krijgt bij de geboorte een rugzakje met verlofrechten waarin de bestaande verloven in het kader van de geboorte en de latere zorg voor het kind geïntegreerd worden. In het familiekrediet is er ook plaats voor nieuwe of aangepaste modaliteiten zoals bijvoorbeeld opname door grootouders en het stimuleren van opname door beide ouders. Bij kinderen die maar 1 ouder (meer) hebben, maakt die ouder aanspraak op het volledig rugzakje.
Landingsbanen, waarbij een werknemer tijdskrediet in de halftijdse of 1/5de vorm neemt om zijn tewerkstelling te verminderen, zullen nog steeds mogelijk zijn vanaf 55 jaar en mits een loopbaan van 30 jaar. Deze voorwaarde zal gradueel verhoogd worden naar 35 loopbaanjaren in 2030. De periode van de landingsbaan zal voor het pensioen maar gelijkgesteld worden aan een beperkt fictief loon.
Daarnaast zullen het systeem van SWT (het voormalige brugpensioen) en andere systemen, die een vervroegde uittrede uit de arbeidsmarkt aanmoedigen, worden stopgezet vanaf de datum van het regeerakkoord, behalve voor medisch SWT.
Een opmerkelijke verandering is de mogelijkheid voor een werknemer met een loopbaan van minstens 10 jaar om eenmalig zelf ontslag te nemen met behoud van werkloosheidsuitkeringen voor een beperkte periode van 6 maanden. De duurtijd zou eenmalig met 6 maanden verlengd kunnen worden bij het volgen van een succesvolle opleiding voor een knelpuntberoep.
Tenslotte zal het individueel opleidingsrecht behouden blijven, maar gedeeltelijk worden gecollectiviseerd. Om administratieve rompslomp te vermijden, worden onder andere flexi-jobs, seizoenarbeiders en studenten uitgesloten. Ook is het belangrijk dat niet-opgenomen opgebouwde vormingsrechten geen aanleiding meer zullen geven tot een uitbetaling in loon.
De regering wil meer mensen langer aan het werk houden en het pensioenstelsel transparanter en rechtvaardiger maken dankzij een verdere harmonisering.
- De mogelijkheid van het deeltijds pensioen wordt onderzocht.
- De vervroegde pensioenleeftijd wordt verlaagd naar 60 jaar voor wie 42 loopbaanjaren kan bewijzen (vandaag moeten dat er 44 zijn). In dit geval moet elk loopbaanjaar wel 234 dagen tellen.
- De andere toegangsvoorwaarden voor het vervroegd pensioen blijven ongewijzigd, enkel de loopbaanvoorwaarde wordt in 2027 verhoogd naar 156 (i.p.v. 104) gewerkte dagen, met aandacht voor overgangsmaatregelen voor wie dicht bij het pensioen staat.
- Daarnaast wordt er werk gemaakt van een volwaardig bonus-malussysteem: wie langer werkt wordt financieel beloond met een bonus, wie te vroeg met pensioen gaat wordt bestraft door de pensioenmalus.
- De pensioenbonus zoals die in 2024 ingevoerd is, zal dan in die vorm verdwijnen.
- Er wordt ook verder werk gemaakt van de democratisering van het aanvullend pensioen door, in samenspraak met de sectoren, te streven naar een bijdrage van 3 procent van het loon in het aanvullend pensioen tegen 2035. De solidariteitsbijdrage op het aanvullend pensioen boven 150.000 euro stijgt ook van 2 naar 4 procent.
3) Modernisering van het arbeidsrecht
Onder dit puntje somt het regeerakkoord heel wat hervormingen op die belangrijk zijn voor werkgevers:
- Vóór 30 juni 2025 wordt een nieuw wettelijk kader ingevoerd waarbij een annulering van de arbeidstijd of ‘accordeon’ uurroosters mogelijk wordt voor deeltijdse en voltijdse arbeid. Mits akkoord van de werknemer zou de gemiddelde arbeidsduur dan enkel op jaarbasis moeten worden berekend, wat kan bijdragen tot meer flexibiliteit.
- De verplichting dat de minimale wekelijkse arbeidsduur minstens 1/3de moet zijn van een voltijds uurrooster wordt afgeschaft.
- Het verbod op arbeidsprestaties van minder dan 3 uur en oproepcontracten worden behouden.
- De verplichting om alle toepasbare uurroosters op te nemen in het arbeidsreglement wordt opgeheven indien de grenzen van de flexibiliteit daar duidelijk worden omschreven.
- De verhoging van de begrenzing van studentenarbeid in het arbeidsrecht en de sociale zekerheid wordt permanent verhoogd tot maximaal 650 uur studentenarbeid. De leeftijdsgrens voor studentenarbeid wordt 15 jaar.
- Het verbod op nachtarbeid wordt afgeschaft, net als de wettelijk verplichte sluitingsdag. Of met dit laatste ook wordt bedoeld dat het verbod op zondagsarbeid wordt afgeschaft, is nog niet duidelijk. De regelgeving inzake openingsuren zou ook worden versoepeld.
- Nachtarbeid in de distributiesector en aanverwante sectoren (waaronder e-commerce) zal voortaan starten vanaf middernacht (24 uur) in de plaats van de huidige grens vanaf 20 uur.
- Vóór 31 december 2025 wordt de proefperiode opnieuw ingevoerd: het wordt voortaan mogelijk voor beide partijen om het arbeidscontract te beëindigen met een opzegtermijn van 1 week gedurende de eerste 6 maanden van het contract.
- Voor flexi-jobs zouden de volgende veranderingen worden doorgevoerd:
- Het maximum jaarinkomen voor flexi-jobs wordt verhoogd van 12.000 euro naar 18.000 euro;
- Waar geldend wordt het maximum uurloon verhoogd van 17 euro naar 21 euro. Deze bedragen worden verder geïndexeerd;
- Voor voltijdse werknemers wordt het verbod van tewerkstelling bij verbonden ondernemingen geschrapt.
- De wet van 15 mei 2024 tot invoering van een samenlevingsdienst wordt opgeheven.
- De 180 fiscaalvriendelijke overuren blijven gegarandeerd. Voor onvrijwillige overuren zal de werkgever overloon verschuldigd blijven. Er zullen in alle sectoren 360 vrijwillige overuren kunnen worden gepresteerd waarvan 240 netto-overuren. Voor de horeca zullen de 360 vrijwillige overuren worden opgetrokken naar 450 overuren, waarvan 360 zonder verplicht overloon. De vrijwillige overuren worden voorbehouden voor voltijdse werknemers maar worden daarnaast mogelijk voor deeltijdse werknemers die minstens 3 jaar deeltijds werken op voorwaarde dat er een tijdelijke toename van werk is.
- Het aantal beschermingsvergoedingen zal worden beperkt. Over welke vergoedingen het gaat, wordt niet gespecifieerd. Wel wil men de ontslagvergoedingen voor nieuwe werknemers beperken tot maximaal 52 weken.
- De tijdelijke en/of soepele overgang van personeel naar een andere werkgever wordt gefaciliteerd.
- Aan de sociale partners wordt gevraagd om voorstellen uit te werken om het eenheidsstatuut arbeiders-bedienden te voltooien.
- Het Paritair Comité voor de Bouw PC 124 genoot al een vrijstelling van de startbaanverplichting - ook wel gekend als de Rosetta-regeling. Nu zal de startbaanverplichting voor alle sectoren worden geschrapt.
- De regering zal nagaan of het mogelijk is om een “teleTREINwerk” regeling te creëren die rekening houdt met de uren die gewerkt worden tijdens het afleggen van het woon-werkverkeer met het openbaar vervoer.
4) Administratieve vereenvoudiging
Enkele maatregelen worden geschrapt:
- Het FLA (“Federal Learning Account”);
- De startbaanverplichting.
Daarnaast valt op dat de administratieve lasten voor de werkgever bij deeltijdse arbeid zouden vereenvoudigd worden.
Bestaande of nieuwe Europese richtlijnen die rapporteringsverplichtingen opleggen, zullen kritisch worden bekeken door de nieuwe regering. Denk hier bijvoorbeeld aan de rapporteringsplicht in het kader van de ESG-wetgeving of de Europese richtlijn over loontransparantie. Of uit deze Europese richtlijnen uiteindelijk Belgische wetgeving met verplichtingen voor de werkgevers zal voortvloeien, is nog af te wachten.
Risicoanalyses, die de Welzijnswet verplicht, zullen niet meer jaarlijks moeten worden herhaald indien de werkomstandigheden niet veranderen.
Een laatste belangrijke administratieve vereenvoudiging zou betrekking hebben op de bewaringstermijnen voor documenten. Deze zal waarschijnlijk worden ingekort en worden geüniformeerd.
5) Een allesomvattend plan voor de preventie en re-integratie van langdurig zieken
Met dit plan wil de nieuwe regering 5 actoren sterk responsabiliseren. Hieronder wordt kort toegelicht wat er zal veranderen voor deze betrokken actoren.
5a. Werkgevers
Werkgevers worden onder meer geresponsabiliseerd door de volgende maatregelen:
- Gedurende de eerste 2 maanden van primaire arbeidsongeschiktheid, die volgen op de periode van gewaarborgd loon moeten werkgevers, die geen KMO zijn, een bijdrage voor deze groep van 30% van de uitkering betalen.
- De re-integratietrajecten via de werkgever zouden worden hervormd zodat ze ook rekening houden met tewerkstellingsmogelijkheden bij andere werkgevers. Wat hiermee juist wordt bedoeld is nog niet duidelijk.
- De behandelend arts moet - na een arbeidsongeschiktheid van 1 maand - het ziektebriefje via het TRIO-platform delen met de preventieadviseur-arbeidsarts, de adviserend arts, en andere actoren die toegang hebben tot het TRIO-platform.
- De preventieadviseur-arbeidsarts moet voor elke werknemer die minstens 1 maand afwezig is wegens gezondheidsproblemen (en waarvoor hij dus een ziektebriefje heeft gekregen) een actie ondernemen, zoals het doorsturen van informatie en het uitnodigen voor een gesprek.
- Werkgevers worden verplicht om na 8 weken arbeidsongeschiktheid een inschatting te laten maken van het arbeidspotentieel van hun werknemer door de externe preventiedienst, en desgevallend een re-integratie-traject te starten. Voor werkgevers met meer dan 20 werknemers wordt een sanctie voorzien indien niet binnen de 6 maanden vanaf de aanvang van de ziekte een re-integratieproces wordt opgestart.
- De huidige wachtperiode voor de opstart van de procedure tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst omwille van medische overmacht wordt ingekort van 9 naar 6 maanden ononderbroken arbeidsongeschiktheid.
- In plaats van de huidige verplichte 3 maanden wachtperiode wordt het voor werkgevers mogelijk (dus niet verplicht) om een formeel of informeel re-integratietraject naar werk op te starten vanaf de eerste dag ziekte mits toestemming van hun werknemer.
5b. Werknemers
Werknemers zullen dan weer geresponsabiliseerd worden door onder meer de volgende maatregelen:
- Nog slechts 2 keer per jaar kan de werknemer afwezig blijven op het werk zonder ziektebriefje.
- Langdurig zieken zullen regelmatig opnieuw worden beoordeeld en eventueel een verplicht re-integratietraject worden aangeboden.
- Wanneer langdurig zieken niet meewerken aan een traject om hen terug aan het werk te krijgen, zullen ze gesanctioneerd worden door een vermindering van de uitkering met 10%. Wanneer ze zonder geldige motivatie niet komen opdagen op een uitnodiging van een arts (arbeidsarts of adviserend arts), kan dit aanleiding geven tot een schorsing van het recht op uitkeringen/gewaarborgd loon.
- Bij herval van ziekte zal de werknemer pas na 8 weken werkhervatting opnieuw recht hebben op 30 dagen gewaarborgd loon. Bij progressieve tewerkstelling zal de werknemer geen recht meer hebben op gewaarborgd loon bij herval.
- Bij progressieve tewerkstelling zal het mogelijk zijn om ook een toelating te bekomen van de behandelend arts of de arbeidsarts. Dit moet wel nog steeds worden gemeld aan de adviserend arts van het ziekenfonds.
- Tot slot zal de nieuwe regering er ook voor zorgen dat werknemers in progressieve tewerkstelling op het einde van het jaar niet een te grote som aan de belastingen moeten betalen door in te zetten op een automatisch en administratief eenvoudige vorm van fiscaal voluntariaat.
5c.Behandelende artsen
Ook de behandelende artsen worden geresponsabiliseerd:
- Behandelende artsen moeten voortaan altijd de mogelijkheid van aangepast of ander werk bekijken bij het schrijven of verlengen van een ziektebriefje. In bepaalde gevallen zal het ziektebriefje/arbeidsongeschiktheidsattest worden vervangen door een ‘fit note’ (geschiktheidsattest) waarvan de inhoud via het TRIO-platform kan worden overlegd met de arbeidsarts.
- Op basis van datamining worden artsen die significant meer en/of langere periodes van arbeidsongeschiktheid voorschrijven opgevolgd, aangesproken of financieel geresponsabiliseerd in hun voorschrijfgedrag.
- Er wordt voor werkgevers een digitaal meldpunt voor verdachte ziektebriefjes ingevoerd bij de SIOD.
5d. Ziekenfondsen
De ziekenfondsen zullen dan weer geactiveerd worden door hun werkingskosten meer afhankelijk te maken van de mate waarin zij er effectief in slagen om langdurig zieken te re-integreren op de arbeidsmarkt.
5e. Regionale diensten voor arbeidsbemiddeling
Er zullen nieuwe samenwerkingsakkoorden met de regionale bemiddelingsdiensten worden gesloten met een ambitieuze doelstelling en groeipad in het actieve bereik en de re-integratie naar werk van langdurig zieken.
6) Loonvorming die koopkracht en concurrentiekracht beschermt
De concurrentiepositie van de Belgische ondernemingen moet versterkt worden, door onder andere de loonkosten beter te beheersen. Subsidies worden verminderd en een aantal fiscale uitzonderingen en vrijstellingen (zoals het PC-privéplan, de vrijstelling voor het sociaal passief) verdwijnen. Dankzij de vrijgekomen middelen kan de regering inzetten op een verlaging van de werkgeversbijdragen.
De doelgroepvermindering voor de eerste aanwervingen wordt hervormd. Voor de eerste werknemer blijft de vermindering onbeperkt in de tijd en zal een bijdragevermindering van 2.000 euro per kwartaal gelden. Tegelijkertijd zal er voor de tweede tot en met de vijfde werknemer een bijdragevermindering komen van 1.000 euro per kwartaal, en dit gedurende de eerste drie jaar.
Daarnaast wil de regering de loonlasten verlagen voor de lage- en middenlonen via een plafonnering van de sociale werkgeversbijdragen.
Op fiscaal vlak wil de regering stabiliteit en rechtszekerheid waarborgen voor de bestaande vrijstellingen van doorstorting van bedrijfsvoorheffing. Zo zal de tijdelijke regeling voor vrijstelling van doorstorting voor ploegenarbeid (ploegenarbeid –bis) vervangen worden door een definitieve maatregel. Aan de belangrijke vermindering van de bedrijfsvoorheffing werken in onroerende staat voor de bouw verandert er niets.
Ook de volgende punten zijn het vermelden waard:
- De regering kiest voor plaatsgebonden beleid voor gewesten die te kampen hebben met een relatief hoog aantal langdurig werkzoekenden of met een sterke krapte op de arbeidsmarkt. Wanneer een bepaald gebied getroffen wordt door collectief ontslag, kan het gewest waarin één of meerdere getroffen vestigingen zijn gelegen onder bepaalde voorwaarden een steunzone voorstellen aan de federale minister van financiën. De ondernemingen gelegen in die steunzones komen vervolgens in aanmerking voor een structurele vermindering van de bedrijfsvoorheffing.
- Het principe van automatische indexering van de lonen wordt behouden.
- Ook de Loonbeschermingswet blijft behouden. De nieuwe regering vraagt wel om tegen 31 december 2026 advies uit te brengen over de hervorming van deze systemen.
- De wet van 2001 betreffende de werknemersparticipatie zal worden gemoderniseerd en geflexibiliseerd.
- Het systeem van kosten eigen aan de werkgever en van flexibele verloning wordt wettelijk omkaderd.
- Brutoloonruil wordt beperkt tot maximaal 20% van het jaarlijkse brutoloon. Aanvullende bonussen kunnen nog steeds boven op het loon worden toegekend. Er wordt gewaakt over de administratieve eenvoud.
- De verschillende chequesystemen zullen wijzigen. Zo wordt aan de sociale partners gevraagd om de wettelijk toegestane maximale waarde voor de maaltijdcheques, die momenteel 8 euro bedraagt, te verhogen met twee maal 2 euro de komende legislatuur naar 12 euro. De aftrekbaarheid van de werkgeverskost zal ook worden verhoogd. Tot slot wordt de bestedingsmogelijkheid van de maaltijdcheque uitgebreid. Andere cheques, zoals ecocheques, sport- en cultuurcheques, zullen in samenspraak met de sociale partners uitdoven.
- Een fiscale hervorming zal het interessanter maken om werknemers te belonen in geld, eerder dan andere voordelen in natura. De bestaande collectieve bonussystemen, zoals cao 9 en de winstpremie, worden daarom vereenvoudigd en het toepassingsgebied wordt meer geharmoniseerd.
- Ook in 2028 zal het Gewaarborgd Gemiddeld Maandinkomen (GGMMI) opnieuw worden verhoogd.
7) Modern sociaal overleg
Deze nieuwe regering wilt inzetten op een moderner sociaal overleg door onder meer:
- de sociale partners te vragen om tegen 1 januari 2027 het aantal paritaire comités te verminderen;
- de juridische bescherming van de vakbonden te waarborgen voor wat betreft betogingen en stakingen maar niet wat betreft hun handelingen als dienstverlener of organisator van andere activiteiten;
- de periode van ontslagbescherming van niet verkozen kandidaten bij de sociale verkiezingen terug te brengen van 2 jaar naar 6 maanden;
- te vragen aan de sociale partners om het stakingsrecht tegen 31 december 2025 te verduidelijken;
- tripartite sociale akkoorden te sluiten in de federale non-profit sectoren met het oog op een opwaardering en modernisering van de arbeidsomstandigheden.
8) Sociale fraudebestrijding
Omdat sociale fraude, sociale dumping en zwartwerk het draagvlak van de sociale zekerheid ondermijnt, wenst de nieuwe regering de volgende maatregelen te nemen:
- De Belgische gebruikers/werkgevers worden verplicht te controleren of de buitenlandse dienstverlener over een erkenning beschikt, vóór ze ermee kunnen samenwerken.
- De uitwisseling van informatie tussen Belgische en buitenlandse inspectiediensten op Europees niveau over terbeschikkingstelling in andere Europese landen zal worden verbeterd. . Dit moet onder meer leiden tot snellere doorlooptijden voor de gecombineerde vergunning (single permit) voor arbeidsmigranten van buiten de EU.
- Daarnaast worden de straffen voor sociale fraude en dumping verzwaard in het Sociaal Strafwetboek. De geldboetes stijgen verder door een verhoging van de opdeciemen van 70 naar 90, wat betekent dat de uitgesproken boetes maal 10 vermenigvuldigd worden.
- De sociale inspectiediensten (RSZ en TSW) moeten rechtstreeks en van op afstand gebruik kunnen maken van de sociale gegevens, die geregistreerd worden in de zogenaamde witte kassa, om via datamining zwartwerk, niet correcte betaling van sociale bijdragen en sociale dumping beter te kunnen aanpakken.
- De samenwerking tussen de federale en regionale sociale inspectiediensten wordt versterkt door een actualisering van het Samenwerkingsakkoord.
- Om te verzekeren dat seizoenarbeiders hun fiscale en sociale rechten en plichten kunnen doen gelden en uitvoeren, dienen deze arbeiders zich bij de gemeente aan te melden opdat zij een domicilie-adres van het land van herkomst laten registreren.
- De nieuwe regering verhoogt het aantal controles met betrekking tot de daadwerkelijke verblijfplaats op Belgisch grondgebied, de gezinssamenstelling en het middelenonderzoek om in aanmerking te komen voor sociale uitkeringen en sociale bijstand.
- De nieuwe regering verhoogt het aantal controles op zwartwerk in de sectoren met tekorten, met name: Bouw; Elektriciteit; Schoonmaak; Horeca; Goederenvervoer; Vlees; Taxi; Verhuizingen; Beveiliging; Land- en tuinbouw; Carwash; Dienstencheques; Begrafenisondernemingen
- De nieuwe regering verhoogt het aantal controles op de platformen in de deeleconomie en de digitale platformen die opdrachten geven, evenals op de platformwerkers (identiteitsfraude, delen van accounts, ...).
Wat de impact op de bouwsector specifiek betreft, zal de regering analyseren of de huidige maatregelen om onrechtmatige onderaanneming te voorkomen voldoende zijn en deze zo nodig aanscherpen.
In een poging om sociale dumping tegen te gaan, wil men alvast de verplichte registratie bij het verlaten van bouwplaatsen invoeren.
9) Mobiliteit
Het bestaande mobiliteitsbudget wordt hervormd tot een mobiliteitsbudget voor iedereen. Hierbij wordt vertrokken vanuit de terbeschikkingstelling door de werkgever van een budget waar de wagen, en andere vervoersmodi, bestedingsmogelijkheden zijn op basis van hun werkelijke waarde. De bestaande regelingen voor tussenkomsten van de werkgever in het woon-werkverkeer en de privéverplaatsingen van de werknemer worden geïntegreerd met het oog op verdere vereenvoudiging.
Werknemers die recht hebben op een bedrijfswagen krijgen dit mobiliteitsbudget systematisch als mogelijkheid. Er zal een voordelige (para)fiscale behandeling voor worden uitgewerkt.
Vermits een elektrische bedrijfswagen niet voor iedereen een optie is, zal de regering voorzien in een ruimere overgangsperiode voor hybride wagens.
De fiscale aftrekbaarheid van carpooling wordt verder onderzocht zodat alle werknemers ervan kunnen profiteren, en niet enkel werknemers van bedrijven die carpooling formeel organiseren en financieel ondersteunen.
De vrijstelling voor het woon-werkverkeer met de auto zal eenmalig niet worden geïndexeerd.