Total Deal Trust 9781823 1280 Pixabay

Gepubliceerd op 09/09/2025

De sociaalrechtelijke impact van de Programmawet op de bouwsector

In onze vorige bijdrage stond het Zomerakkoord centraal: de zogenaamde “wishlist” van de federale regering, met ambitieuze voorstellen voor de arbeidsmarkt, pensioenen, fiscaliteit en sociale zekerheid. Het is belangrijk om te benadrukken dat de maatregelen uit het Zomerakkoord voorlopig nog niet meer zijn dan beleidsvoornemens. Ze moeten eerst nog als concrete wetsontwerpen uitgewerkt, gestemd en bekrachtigd worden alvorens ze effectief in werking kunnen treden.

In dit artikel verleggen we de focus naar de Programmawet. Anders dan het Zomerakkoord bevat de Programmawet maatregelen die wél wettelijk zijn vastgelegd en sinds 29 juli effectief in werking zijn getreden. Wat daarin beslist is, is wet – en dus onmiddellijk relevant voor de dagelijkse praktijk van werkgevers en werknemers. In dit artikel besteden we bijzondere aandacht aan de impact op de bouwsector.

1. De arbeidsmarkt


1.1. Overuren

Het bestaande stelsel van relance-overuren, waarop geen overloon verschuldigd is en die vrijgesteld zijn van RSZ en bedrijfsvoorheffing, wordt verlengd tot 31 december 2025:

  • Werknemers kunnen hierdoor ook in de tweede jaarhelft van 2025 nog 120 relance-overuren presteren.
  • Samen met de bestaande vrijwillige overuren komt dit op een maximum van 220 vrijwillige en relance-overuren per kalenderjaar.
  • Deze uren worden gepresteerd op vrijwillige basis en met voorafgaand schriftelijk akkoord van de werknemer.

De regeling voor 180 fiscaal voordelige overuren wordt eveneens verlengd tot 31 december 2025. Dit fiscaal gunstregime is interessant voor zowel werkgever als werknemer:

  • De werkgever moet voor ieder gepresteerd overuur een bepaald percentage van het basisloon niet doorstorten aan bedrijfsvoorheffing:
    • 32,19% voor een gepresteerd uur waarop een wettelijke toeslag van 20% van toepassing is (PC 124);
    • 41,25% voor een gepresteerd uur waarop een wettelijke toeslag van 50% of 100% van toepassing is.
  • De werknemer geniet een belastingvermindering van een bepaald percentage van het basisloon voor ieder gepresteerd overuur dat recht geeft op een overloontoeslag:
    • 66,81% voor overuren met een wettelijke toeslag van 20% (PC 124);
    • 57,71% voor overuren met een toeslag van 50% of 100%.

Specifiek voor spoor- en wegenwerken zijn 280 fiscaal voordelige overuren per kalenderjaar voorzien.

De horeca tenslotte geniet tot 360 fiscaal voordelige overuren per kalenderjaar – en wij genieten van een lekker drankje op een zonnig terras nadat wij onze overuren hebben geklopt.

De bouw kampt met een structureel personeelstekort. De overuren met fiscaal voordeel bieden ademruimte om pieken in de werfplanning op te vangen en bouwprojecten vlot te laten verlopen. Embuild Antwerpen en ORBISS juichen de verlenging toe maar betreuren weliswaar dat het quotum van relance beperkt blijft tot 120 uren voor heel 2025.

1.2. SWT (brugpensioen) en landingsbanen

De federale regering kondigde eerder aan dat ze SWT (het vroegere brugpensioen, officieel “stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag”) wil afschaffen en de regels rond landingsbanen grondig wijzigen. Die hervorming is nog niet vertaald in wetgeving, waardoor de Nationale Arbeidsraad (NAR) een aantal cao’s heeft afgesloten om rechtsonzekerheid te vermijden, waarover je hier meer kan lezen:

  • SWT om medische redenen blijft bestaan en wordt verlengd tot eind 2025.
  • Landingsbanen vanaf 55 jaar onder de huidige voorwaarden blijven ook mogelijk tot 31 december 2025. Dat geldt onder andere voor werknemers met een lange loopbaan, werknemers in zware beroepen of werknemers met een erkenning van handicap.

In onze bouwsector wordt veel gewerkt met zware beroepen en lange loopbanen. Het behoud van de landingsbanen vanaf 55 jaar is dus van groot belang. Oudere werknemers die hun loopbaan willen afbouwen, kunnen voorlopig beroep doen op dezelfde regeling.

1.3. Varia

  • De regeling economische werkloosheid voor bedienden (PC 200) is verlengd, waarover je hier ook meer leest.
  • Vanaf 1 juli 2025 hebben pleegouders dezelfde rechten voor ouderschapsverlof als biologische ouders. Zij kunnen dus ook ouderschapsverlof aanvragen bij hun werkgever zodra ze een kind in hun gezin opnemen. Voor werkgevers verandert dit administratief weinig.
  • Het systeem van werkloosheidsuitkeringen zal in verschillende fases grondig gewijzigd worden:
    • Iedereen moet minstens 312 arbeidsdagen of gelijkgestelde dagen in de laatste 36 maanden hebben gewerkt om recht te hebben op uitkeringen;
    • Sommige gelijkstellingen worden ingeperkt: periodes van arbeidsongeschiktheid met gewaarborgd loon en loopbaanonderbreking waarvoor men een uitkering ontvangt, tellen wel nog mee; periodes gedekt door ziekte-uitkeringen tellen niet meer mee;
    • Werknemers met minstens 3.120 arbeidsdagen kunnen één keer toch een beperkte uitkering van maximaal 6 maanden ontvangen wanneer ze zelf ontslag nemen, dat eventueel verlengd kan worden als men een opleiding volgt in een knelpuntberoep;
    • Het recht op werkloosheidsuitkering wordt in principe beperkt tot maximaal 24 maanden. Er gelden uitzonderingen, onder meer voor oudere werklozen vanaf 55 jaar met minstens 31 jaar loopbaan. De loopbaanjaren zullen geleidelijk opgetrokken worden tot 35 jaar in 2030.
    • De maximale uitkeringsbedragen worden verhoogd in de eerste zes maanden van werkloosheid.

Dit pakket maatregelen kan werknemers sterker stimuleren om (sneller) opnieuw aan het werk te gaan. In een sector met veel knelpuntberoepen, zoals onze bouwsector, kan dit een positieve hefboom zijn, al blijft de praktische uitvoering in detail af te wachten.

Samengevat, krijgen pleegouders vanaf juli 2025 volwaardig recht op ouderschapsverlof. Het SWT om medische redenen en landingsbanen vanaf 55 jaar blijven tot eind 2025 mogelijk. Relance-overuren mét fiscaal voordeel worden verlengd tot 31 december 2025, wat een belangrijk instrument is om personeelsschaarste en werfpieken op te vangen. De werkloosheidsuitkeringen worden hervormd: korter in de tijd, eenvoudiger in de toegang, en met zwaardere financiële prikkels.



2. De pensioenen

Ook op pensioenvlak brengt de Programmawet 2025 enkele opvallende wijzigingen met directe gevolgen voor zowel werknemers als zelfstandigen. De wet voert een eerste pakket dringende pensioenmaatregelen door; de meer omvangrijke hervormingen volgen later.


2.1. Tijdelijke beperking van de indexering van hoge pensioenen

Vanaf 1 juli 2025 wordt de indexering van de hoogste wettelijke pensioenen tijdelijk beperkt. Wie meer dan 5.286 euro bruto per maand aan pensioen ontvangt, krijgt een forfaitair bedrag van 36 euro per maand geïndexeerd. Pensioenen tussen 5.182 en 5.250 euro worden slechts gedeeltelijk geïndexeerd. Voor iedereen met een wettelijk pensioen tot 5.182 euro per maand verandert er niets: deze pensioenen blijven wél volledig geïndexeerd.

Voor de meeste arbeiders en bedienden in de bouwsector zal de indexatie van het pensioen gewoon doorlopen. Alleen bij zeer hoge wettelijke pensioenen wordt de stijging afgeremd.

2.2. Verdere aanpassingen voor zelfstandigen

Zelfstandigen die na de wettelijke pensioenleeftijd actief blijven, bouwden vroeger geen extra pensioenrechten meer op als hun belastbaar inkomen onder de minimumdrempel bleef. Vanaf 1 oktober 2025 wordt dat rechtgezet: wie blijft doorwerken, wordt voortaan automatisch onderworpen aan de minimumbijdrage voor zelfstandigen in hoofdberoep (871,70 euro per kwartaal voor 2025), zodat ook bij beperkte inkomsten verder pensioenrechten opgebouwd worden. Wie dat niet wenst, kan uitdrukkelijk kiezen voor behoud van de oude regeling, met lagere bijdragen maar zonder verdere pensioenopbouw.

Vooral zelfstandige aannemers en zaakvoerders van bouwbedrijven profiteren van deze correctie, want zo blijft het mogelijk om ook bij beperkte activiteit verder pensioenrechten te verwerven.

2.3. Overige latere pensioenmaatregelen

Andere belangrijke hervormingen die in het Paasakkoord werden afgesproken, zoals de afschaffing van de pensioenbonus, de verhoging van de solidariteitsbijdrage en strengere regels voor het aanvullend pensioen, zijn nog niet opgenomen in de Programmawet.

Vooral voor bouwbedrijven met werknemers in zware beroepen of met onregelmatige loopbanen zal het belangrijk zijn om de verdere pensioenregels, zoals toegang tot vervroegd pensioen en de impact van ziekteperiodes, op te volgen zodra daarover meer duidelijkheid komt.

Concluderend, blijft de volledige pensioenindexering voor het overgrote deel van de bouwarbeiders en -bedienden behouden. Bij zelfstandigen die langer doorwerken, is er garantie op verdere pensioenopbouw, zelfs bij een lager inkomen. De grote pensioenhervormingen – waaronder voorwaarden voor vervroegd pensioen, supplementaire bijdragen en nieuwe berekeningen voor zware beroepen – moeten nog volgen.



3. De fiscaliteit en sociale zekerheid

Ook het fiscale en sociale luik brengen een aantal belangrijke wijzigingen met zich mee, waar ondernemers in de bouwsector best tijdig rekening mee houden.


3.1. Fiscale maatregelen

  • Btw op afbraak en heropbouw

We schreven het al: de verlaagde btw van 6% voor de afbraak en heropbouw van woningen wordt opnieuw en definitief ingevoerd, maar met aangescherpte voorwaarden.

Een praktische tip voor bouwondernemers is dus om deze “duurzame bewoning/verhuur”-voorwaarden correct toe te passen in de communicatie naar opdrachtgevers in het kader van sloop- en heropbouwprojecten.

  • Managementvennootschappen

Een managementvennootschap is een structuur waarbij een onderneming een dienst niet rechtstreeks bestelt bij een natuurlijke persoon, maar via een vennootschap waarvan die persoon de bedrijfsleider is. Dit heeft als voordeel dat de winsten in de vennootschap eerst aan het gunstige vennootschapsbelastingregime worden onderworpen: op de eerste 100.000 euro winst geldt een tarief van 20% als de bedrijfsleider zich een loon van minstens 45.000 euro uitkeert, waarop sociale bijdragen en personenbelasting verschuldigd zijn. Alles wat daarboven komt, wordt belast aan 25%.

Voor het uitkeren van winst gelden twee gunstregimes:

  • VVPRbis-stelsel: dividenden kunnen, als aan de voorwaarden voldaan is, na drie jaar worden uitgekeerd aan een verlaagde roerende voorheffing van 15%.
  • Liquidatiereserve: dit systeem wordt geharmoniseerd met het VVPRbis-stelsel: de wachttijd voor uitkering wordt vanaf nu verkort van vijf naar drie jaar, maar in ruil stijgt de roerende voorheffing op nieuwe reserves die zijn aangelegd vanaf 2026 van 5% naar 6,5%. Het effectieve tarief op deze uitkeringen stijgt daardoor tot 15%, rekening houdend met de afzonderlijke aanslag in de vennootschapsbelasting van 10%.

Voor reserves aangelegd vóór eind 2025 blijft een keuzemogelijkheid: ofwel uitkeren na drie jaar met 6,5% roerende voorheffing, ofwel na vijf jaar met 5% roerende voorheffing.

Praktisch betekent dit dat uitkeringen via de liquidatiereserve sneller kunnen, maar het tarief op nieuwe reserves ook stijgt – een directe wijziging door de Programmawet. De bestaande voordelen in de vennootschapsbelasting en het VVPRbis-stelsel blijven behouden, weliswaar met aangepaste voorwaarden voor kapitaaluitkering uit de liquidatiereserve.

De afkorting VVPR-bis staat hierbij voor “Verlaagde Voorheffing / Précompte Réduit-bis”, een verwijzing naar het verlaagd tarief van de roerende voorheffing op dividenden voor dit bijzonder regime.

  • Andere fiscale maatregelen

De Programmawet voert ook een recht op vergissing in ten gunste van de belastingplichtige. Wie voor de eerste keer een overtreding begaat in zijn aangifte, wordt vermoed te goeder trouw te handelen, tenzij de fiscus het tegendeel bewijst. In dat geval zal geen belastingverhoging worden toegepast (behalve bij ambtshalve aanslag).

Daarnaast herintroduceert de Programmawet een systeem van fiscale regularisatie, mits betaling van een boete van 30%. Voor bedragen die fiscaal verjaard zijn, wordt deze boete verhoogd tot 45%.

3.2. Sociale zekerheid

  • Plafonnering patronale werkgeversbijdragen

Vanaf 1 juli 2025 moet voor het brutoloon boven een drempel van 85.000 euro per kwartaal geen patronale RSZ-bijdrage meer betaald worden. Dit geeft vooral voor grotere bouwbedrijven extra ruimte binnen de loonkosten van gespecialiseerd of leidinggevend personeel.

  • Sociale regularisatie voor zelfstandigen

Zelfstandigen krijgen een permanent systeem waarmee ze achterstallige sociale bijdragen alsnog kunnen regulariseren, mits een boete van 20%. Dit helpt heel wat kleine aannemers en onderaannemers om opnieuw in regel te komen zonder zware strafmaatregelen.

Samenvattend, blijven de bestaande fiscaal voordelige overuren en 6% btw op sloop en heropbouw belangrijke instrumenten om bouwprojecten rendabeler en flexibeler te maken. Het is echter aangeraden om bij afbraak/heropbouw strikt de voorwaarden rond bewoning en verhuur te controleren. Daarnaast biedt de plafonnering van RSZ op hoge lonen vooral voor grotere bouwbedrijven financiële ademruimte. Voor zelfstandigen en kleine onderaannemers is het gemakkelijker (en goedkoper) geworden om oude sociale bijdragen recht te zetten en zo in regel te blijven.



Algemene beschouwingen voor de bouwsector

Voor arbeiders

  • Meer zekerheid bij loopbaanvermindering en landingsbanen: werknemers met zware beroepen of lange loopbanen behouden minstens tot eind 2025 toegang tot bestaande systemen als SWT om medische redenen en landingsbanen vanaf 55 jaar, wat rust en perspectief biedt bij het plannen van het einde van de loopbaan.
  • Ruimere mogelijkheden voor fiscaal voordelige extra uren: arbeiders kunnen tot eind 2025 rekenen op ruimere overurensystemen, met financiële stimulansen, wat piekwerk en extra inkomsten makkelijker mogelijk maakt.
  • Toegankelijker, maar korter werkloosheidsrecht: de nieuwe regels zorgen ervoor dat snel opnieuw werk wordt gestimuleerd. Wie werkloos wordt, kan eenvoudiger een uitkering aanvragen, maar deze wordt in de tijd beperkt. De eerste maanden wordt de uitkering verhoogd – wat financiële ademruimte geeft tijdens het zoeken naar een nieuwe job.


Voor bedienden

  • Eenvoudigere regels rond ouderschapsverlof en werkloosheid: ook voor bedienden worden rechten rond ouderschapsverlof voor pleegouders en toegang tot werkloosheid gelijkgetrokken en eenvoudiger.
  • Economische werkloosheid blijft inzetbaar: voor bedienden zonder sector- of ondernemingsregelgeving blijft het nu mogelijk om tijdelijk economische werkloosheid toe te passen — belangrijk voor werkgevers om flexibel in te spelen op schommelingen in de bouwmarkt.


Voor zaakvoerders en zelfstandige ondernemers

  • Financiële en fiscale flexibiliteit bij pieken: de verlenging van de voordelige overuren, het gunstige vennootschapsbelastingregime voor managementvennootschappen en de bevestiging van het 6% btw-tarief bij sloop en heropbouw bieden administratieve en fiscale troeven voor kostenbeheersing en rendabiliteit bij projecten.
  • Gemakkelijkere sociale regularisatie: zelfstandigen kunnen eenvoudiger oude sociale schulden regulariseren, wat de financiële continuïteit en het ondernemerschap ten goede komt.
  • Verandering in dividendpolitiek: de nieuwe regels voor liquidatiereserves maken snellere uitkering mogelijk, maar tegen een hoger tarief op nieuwe reserves vanaf 2026. De bestaande VVPR-bisregeling blijft een logisch kader voor wie aan de voorwaarden voldoet.


Algemeen voor de bouwsector

  • Meer bouwprojecten haalbaar: het definitief verlaagde btw-tarief bij sloop en heropbouw ondersteunt investeringen en maakt verkoopprojecten en ontwikkeling op termijn aantrekkelijker.
  • Regelgeving wordt strenger, maar duidelijker: de Programmawet zorgt voor meer juridische duidelijkheid, maar strengere toepassing en handhaving. Het is cruciaal voor werkgevers en zelfstandigen in de bouw om procedures en voorwaarden strikt te volgen.


Kortom, deze Programmawet combineert nieuwe kansen in de vorm van meer flexibiliteit, gunstigere fiscaliteit en snellere procedures, maar verlangt van alle betrokkenen in de bouwsector meer alertheid voor correcte toepassing en administratie. Zaakvoerders, werkgevers én werknemers moeten zich bewust zijn van hun (nieuwe) rechten en plichten, zodat de voordelen die de wet biedt maximaal benut kunnen worden.

Meer nieuws