Vrijstelling bedrijfsvoorheffing voor ploegenarbeid op werken in onroerende staat
Werkgevers die werken in onroerende staat uitvoeren in de zin van de BTW-wetgeving kunnen onder bepaalde voorwaarden genieten van een gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing.
Het gaat niet enkel om werkgevers uit de bouwsector (PC 124), maar ook om werkgevers uit de sectoren hout en stoffering (PC 126), metaal (PC 111), schoonmaak (PC 121), tuinaanleg (PC 145.04) en elektriciens (PC 149.01).
1. Welke voorwaarden moeten worden vervuld?
Werven
Het werk moet ‘op locatie’ worden uitgevoerd.
In ploegen
Het werk moet verricht worden in één of meerdere ploegen van minstens twee personen. De ploegen moeten hetzelfde of complementair werk uitvoeren, zowel qua inhoud als qua omvang.
De vrijstelling kan alleen worden toegepast indien de werknemers in de betrokken maand minstens 1/3 van hun arbeidstijd in ploegen gewerkt hebben.
Minimumloon
Elke werknemer van de ploeg, behalve de studenten of leerlingen, moet een minimum bruto uurloon ontvangen. Het geïndexeerde bedrag voor 2021 bedraagt € 14,34.
De werkgever moet geen ploegenpremie betalen. Anderzijds komt een werknemer die wel een ploegenpremie ontvangt, maar geen uurloon van € 14,34 heeft, niet in aanmerking voor de vrijstelling.
2. Hoeveel bedraagt het voordeel?
In 2019 bedroeg de vrijstelling 6% van het totaal van de belastbare bezoldigingen van al de betrokken werknemers samen.
Sinds 1 januari 2020 is de vrijstelling opgetrokken tot 18% van het totaal van de belastbare bezoldigingen van al de betrokken werknemers samen.
Bron: Wet dd. 26 maart 2018 betreffende de versterking van de economische groei en de sociale cohesie, BS 30 maart 2018 en Wet dd. 28 april 2019 houdende diverse fiscale bepalingen en tot wijziging van artikel 1, § 1ter, van de wet van 5 april 1955, BS 6 mei 2019.